donderdag, oktober 31, 2013

Boekrecensie: Walter van den Berg – Van dode mannen win je niet



Een naamloze verteller biedt in ‘Van dode mannen win je niet’ en kijkje achter de schermen van de vrouwenmishandelaar. Nergens in het boek wordt expliciet vermeld dat er geslagen wordt, behalve bij de vreemde robbertjes vechten onderling met ‘vrienden’ van de verteller. Er wordt slechts ‘duidelijk gemaakt’. Een verhaal om kippenvel van te krijgen…

De verteller blikt terug op verschillende episodes in zijn leven. Hij is een sjacheraar, doet handeltjes en manipuleert en charmeert vrouwen relaties in. Hij is daarin heel erg doelgericht, hij zoekt vrouwen waar hij wat aan heeft en die hij kan manipuleren. Zo is hij een tijdje samen met Dimphy, de moeder van de twaalfjarige Wesley. De verteller is oprecht gesteld op met name kinderen en dieren zal hij nooit pijn doen, maar een vrouw hardhandig ‘opvoeden’ hoort er nu eenmaal bij. Dat zijn vriendin blijkbaar af en toe een pak slaag nodig heeft, heeft ze aan zichzelf te danken. Hij vindt zichzelf behoorlijk vriendelijk en liefhebbend als hij voor Dimphy zijn ringen afdoet, voordat hij los gaat. De verteller weet dat hij een probleem heeft, maar legt de verantwoording daarvan volledig bij de ander. Zij weet immers dat hij vervelend wordt doordat zij iets verkeerd doet. Hij weet zijn gedrag soms nog wel een beetje onder controle te houden, omdat een relatie nog te pril kan zijn om het te verdragen of omdat het even niet het juiste moment is. Als het echt mis gaat en hij zijn drift niet meer kan beteugelen, verschijnt die in de vorm van slangen, die alleen de verteller ziet. Aan het begin van het boek, als hij aan Wesley begint te vertellen, weet je dat Wesley en zijn moeder gevlucht zijn. De verteller voelt zich verlaten en onbegrepen en het rare is dat je als lezer de akelige man nog een beetje sneu gaat vinden ook.

Dat is dan ook meteen het geweldige aan dit boek. Dit kan zo zijn, dit kan zo gaan. Ik geloof dat vrouwen zich door zo’n handige kerel in een beklemmende relatie laten leiden. Ik geloof dat ze sorry zeggen, als hij kwaad wordt, omdat hij zegt dat het haar schuld is. Ik geloof dat ze sorry zeggen omdat ze huilen, want hij vindt dat vervelend. De manipulatieve handigheid van de verteller is niet te herkennen als een handigheid. Wat eng, die realistische weergave van huiselijk geweld. En niet zomaar huiselijk geweld. De verteller gijzelt de vrouwen in zijn leven stukje bij beetje. Als een relatie zelfs op zijn manier niet meer werkt of hij moet er teveel moeite in steken, zoekt hij de volgende vrouw om bij in te trekken en te controleren. In het boek komt een rijtje ‘wegwerpvrouwen’ langs, die hem uiteindelijk allemaal hebben verlaten, op verschillende manieren.

Dit boek is in feite verteld aan de afwezige Wesley, zelfs de dialogen zijn in vertelvorm weergegeven. Een niet heel soepele stijl, maar eenmaal eraan gewend, trekt het verhaal je toch in een flink tempo door de bladzijden heen. Met een groeiend gevoel van onheil kijk je door de ogen van de verteller. De gladde manier van ‘versieren’ (lees: iemands leven overnemen) is eng door de sluwheid ervan. Het is alsof je als vrouw in de tentakels van een octopus terecht komt en je simpelweg moet incasseren totdat de zuignappen je vanzelf los laten of je een weg ziet om te ontsnappen.

De verteller wordt ouder en zoekt op het net ontdekte internet wat mensen op die hij gekend heeft, waaronder zijn voormalige stiefzoon Wesley. Wesley is computerspelletjes gaan ontwerpen en programmeren en de verteller speelt die, of laat anderen die voor hem spelen, omdat hij er zelf zo onhandig in is. De spelletjes zijn stuk voor stuk afspiegelingen van hoe Wesley de jaren met de verteller als stiefvader heeft gezien. In de spelletjes zie je de door de verteller beschreven 
gebeurtenissen door de ogen van Wesley. En daar wringt iets. De verteller trekt alles krom, zodat het voor hem past en niets zijn schuld is. Dat hij uiteindelijk een onmenselijke rotzak blijkt te zijn in andermans ogen, vindt hij moeilijk te begrijpen. Hij blijft die spelletjes maar spelen, alsof hij daarmee zichzelf zal kunnen begrijpen.

En dan denk je, wie is hier nu het slachtoffer?

Walter van den Berg maakte zelf een jeugd met een gewelddadige stiefvader door. Op de achterflap staat geschreven dat hij ‘in het hoofd van de man die zijn moeder terroriseerde kroop, om de psychologie van het geweld te doorgronden’ en dat is exact wat hij heeft gedaan. Zo realistisch dat het eng is. Indrukwekkend, indringend en akelig. 

"En na afloop heb je spijt, want dat gelooft ze"

‘Van dode mannen win je niet’ is geen gezellig en leuk leesboek. Er zit geen prachtig verhaal in, en geen mooi einde. Maar het is wel goed, heel erg goed. 

Walter van den Berg debuteerde in 2004 met 'De hondenkoning' en volgde dat op met de roman 'West'. Beide boeken werden erg goed ontvangen. Ik denk niet dat dat met dit boek anders gaat zijn. Dit is kwaliteit. 

zondag, oktober 20, 2013

Boekrecensie: Christophe Vekeman – Marie



Marie, Marie, Marie, ik zat uit te kijken naar dit boek, want de omschrijving in de aanbiedingsbrochure van de Arbeiderspers beviel me. Nu ik me door de amper tweehonderd bladzijden heen heb gevreten, kan ik opgelucht vertellen: hier word ik literatureluurs van.
Vekeman is een Vlaming, Marie is zijn tiende. Vekeman is een performer, een poĆ«et en een auteur. Marie is een absurde mix tussen ‘Fightclub’ en ‘Once upon a time in Mexico’, een gedicht van tweehonderd bladzijden, een toneelstuk op papier. Vekeman doet een Robert Rodriguez of een Quentin Tarantino in schrift. 

De ‘dokter’ (naamloze hoofdpersoon) heeft zijn grote liefde Marie verloren. Zij is dood, gestorven, hij is in rouw, in een razende rouw vol haat. In het dorpje Abraham heerst burgemeester Blanker, een rotzak van een giechelende dikzak, die het met niemand goed voor heeft. Blanker heeft buikpijn, al een tijdje, en het wordt steeds erger. Ik zag het niet, moet ik zeggen, maar een man met buikpijn en er is ook nog een ‘dokter’ in de zaal, dat komt ergens samen. In Abraham loopt het met heel veel inwoners niet goed af. Soms is dat per ongeluk, vaak is dat met opzet. Een grizzly, een bal op een dak, een XXXL-babydoll in het roze, eieren, wat er in Abraham gebeurt en met wie, dat is niet na te vertellen. Er is veel ellende, veel gerotzooi, veel ‘blood & gore’. 

Vekeman schrijft niet voor het leesbare. De wiskundige zinnen, die technisch gezien volledig kloppen, maar zo ontzettend veel haarspeldbochten maken, zijn niet altijd makkelijk te verteren. Met een frons lees je door de vele moordpartijen, wantrouwen, verdriet en diep ongeluk. Een diepgrijs boek dat alleen maar donkerder eindigt. Die lezersfrons wordt dieper en dieper, omdat je heel hard probeert te begrijpen wat Vekeman daar schrijft, maar er niet echt een ‘begrijpen’ is. Vekeman heeft geschreven, dat is er. Dat moet genieten en huilen zijn geblazen. Een stortbui van pijn, liefde en rotheid in een zee van blikkerende zinnen, die net zo hard hun best doen de lezer om te brengen als de personages in het boek hun medepersonages. Metaforen te over, maar zou je er eentje bedenken die de auteur ook zo bedoeld heeft? Daar kom je nooit achter. De buikpijn en de rouwhaat van de ‘dokter’, ‘one and the same’? Een voortwoekerende kanker, zowel fysiek als mentaal? Kan, of niet, misschien verzin ik het er zelf bij. 

Marie is een bord beschimmelde pap en een rotte banaan, het is een beetje viezig om te lezen. Je wordt er niet gelukkig van, maar juist heel ongemakkelijk en een beetje gedeprimeerd. Ik kan niet wachten om rillend van afschuw de film te bekijken, maar het boek ga ik nooit weer oppakken. Marie en al haar zinnen komen uit een geniaal, maar ook erg verontrustend brein. Intrigerend, zo’n boek, ik blijf achter met een frons, die dagen zal blijven hangen. Dank u, Christophe Vekeman, voor een nieuwe rimpel.