Is dat nou
geen prachtige titel, ‘Barrevoetse februari’, wat een geweldige woorden, zo
samen. Geen verrassing, van een Nobelprijswinnaar. Die gieten constant dat
soort woorden uit hun mouwen. Herta Müller ook, bladzijden vol met dit soort
prachtige woorden en combinaties. De beginzin: “Dit is de tijd vlak na de dood
van een vriend.” Dat was geen zin waar het lezen van dit boek mee begon,
ondanks het zijn van een beginzin. Over en over las ik de zin, trachtend te
begrijpen wat daar nu stond, wat daar nu écht stond. Ik ontdekte dat er
eigenlijk van alles kan staan. Ik stokte precies daar, bij die zin,
onfortuinlijk genoeg de beginzin. Stokken bij een beginzin, dat had ik nog
nooit gedaan.
Griep had
ik, samen met een failliete werkgever en een chaotische bende thuis, ook wel
verhuizing geheten. Alles kwam daar samen, in die week, de griep, een
faillissement, een verhuizing en die beginzin. Een paar van die dingen waren in
wezen akelig. Griep is altijd akelig, want stom. Je snottert, je snuit, je
hoest, je kreunt. Verhuizen is prachtig, want je gaat ergens naartoe, naar een
plek die je hebt gekozen. Maar met je mee gaan honderden dozen spullen, spullen
waarvan je niet wist dat je ze had, waarvan je alweer niet weet waar je ze moet
laten, die je prachtige, nieuwe huis verstoppen achter stapels onzin. Maar dat
geeft niet, want het is tijdelijk, dat verhuizen, het komt af, alle spullen
gaan weer naar waar je niet meer weet dat je ze hebt. Zoals het hoort. De
beginzin was prachtig, en heel akelig. Ik stokte.
Wekenlang
draag ik ‘Barrevoetse februari’ met me mee. We hebben een relatie, het boek en
ik. Eentje van affectie, want het is nu al zolang mijn ‘tasboek’ en eentje van
irritatie, want het boek wil niet gelezen worden door mij. De toestand met de
beginzin werd gevolgd door een vergelijkbare toestand met een middenzin, een
zomaarzin en daarna nog wat zinnen.
“Het komt
door de lijster dat Martin is gestorven, maar wie zal mij geloven.”
Wat is dat,
wat zegt dat? Wat staat daar?
“Elke avond
als de dag zich dichtsnoerde en om zich heen niets anders vernietigde dan mij,
plukte ik mijn vingers.”
“Wat moet er
terechtkomen van mijn vingers, die uit het vlees van mijn handen steken.”
‘Barrevoetse
februari’ van Herta Müller is door De Geus uitgegeven in zowel e-book (12,99
euro) als papieren variant (15,95 euro). Het is een van de oudere boeken van
Müller, het oudste in het Nederlands vertaalde werk en het is bij
oorspronkelijk verschijnen al ook in het Nederlands uitgebracht, in een andere
vertaling. Ik kan niet goed genoeg in het Duits lezen om te weten of deze
nieuwe vertaling van Ria van Hengel een goede is, maar mijn gut feeling zegt
dat het een heel knappe prestatie is.
De blurb
luidt: “Een groep zigeuners die onrust in het dorp brengt; een straat die
alleen geasfalteerd is aan de kant van de burgemeesterswoning; de zondagen
waarop een vader in een zwarte jas het huis verlaat en ’s avonds dronken
thuiskomt. In Barrevoetse februari verwerkte Herta Müller ervaringen uit haar jeugd
in een primitief Roemeens dorp met een Duitstalige bevolking, en uit haar leven
in de stad onder de dictatuur van Ceaucescu. Angst en wantrouwen, en pijn om
het verlies van vrienden, vormen de rode draad in deze schetsen.”
‘Opzij’ zei
de raakste dingen over dit boek: “De lezer waant zich regelmatig in een
beeldenstorm; de taal is dan ook beslist niet eenvoudig toegankelijk, maar
eenmaal binnen is er geen ontsnappen meer aan.”
En
‘In
Barrevoetse februari hollen wij met haar mee. Zoeken we nieuwe logica die
draaglijk maakt. Vinden we toevlucht in de poëzie. Müller vraagt op deze tocht
veel van haar lezers. Zelf geeft ze alles.’
En dat is zo
raak. Het is een rotboek, een onleesbaar blok woordenbrij waar ik helemaal niet
blij van wordt. En het laat me niet los, ik moet die zinnen door, ik wil weten
wat daarachter schuilt. Dus nu, de griep is voorbij, de verhuizing is gedaan,
nu pak ik het anders aan. Ik ga zinnen sparen. Waar ik voorheen uit ellende en
onvermogen doorbladerde naar andere zinnen dan die almachtige beginzin, doe ik
dat nu als afspraak met mezelf. Ik lees zinnen, her en der, tot ik de zinnen
naast die zinnen begin te herkennen. Als ik genoeg zinnen heb gespaard, ga ik
vooraan beginnen en het verhaal lezen. Want ik denk dat ik het dan kan zien. Het
raam staat op een kier open, het pellen van de ui is begonnen.
Alle gekheid
op een stokje: is dit een slecht boek, een niet te lezen stuk onzin? Nee, het
is wel een heel tegenstribbelend monstertje, waar je heel veel moeite voor moet
doen en dat zich slechts met minuscule flitsjes aan je laat zien. Ik was niet
klaar voor dit boek en ik weet niet of ik het ooit van begin tot eind kan
lezen. Maar het is voor mij wel een kennismaking met een heel ander soort
literatuur, dan dat ik ken en waardeer. De mate waarin dit boek mij is gaan intrigeren
in een paar weken is veelbelovend, maar ik kan nog niet zeggen of dat het
proces met die warboel aan zinnetjes was of het boek als geheel. Maar goed, dat
dondert niet natuurlijk. Müller treedt alle regels van de logica met handen en
voeten, dan lees ik het boek toch ook lekker zoals ik zelf wil? Overigens is het een verhalenbundel, maar voor mij is het nu een zinnenbundel.
Mocht je
toevallig griep hebben, failliet gaan of midden in een verhuizing zitten? Doe
het dan maar even niet, dit boek…
Lees hier of ik de enige was die met tranen en tuiten deze ui pelde.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten